Taxand firms respond to COVID-19 outbreak

Taxand members from around the world have come together to share the latest news and statements relating to the COVID-19 outbreak in their countries.

In response to the spread of the Covid-19 virus, various business support measures have been put in place by many states. The purpose of this document is to present a brief summary of the measures announced to date by the public authorities in the affected countries.

Please view the whole document here.

Questions?

If you have any questions, please don’t hesitate to contact Maud Kallen.

 

Voorwaarden tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging behoud Werkgelegenheid (NOW) bekendgemaakt door kabinet.

Bedrijven die gedurende drie maanden een omzetdaling van ten minste 20 procent hebben – dan wel verwachten – kunnen vanaf 1 maart voor een periode van 3 maanden een tegemoetkoming van maximaal 90 procent van de loonsom ontvangen (naar rato van de omzetdaling).

Bij ondernemingen die deel uitmaken van een concern, moet de (verwachte) omzetdaling op concernniveau beoordeeld worden.

De voorwaarden die worden gesteld aan de NOW zijn onder andere dat bedrijven het reguliere salaris van hun personeel blijven doorbetalen en dat bedrijven tijdens de subsidieperiode geen aanvraag doen voor ontslag om bedrijfseconomische redenen. Daarnaast moeten bedrijven bij de aanvraag een omzetprognose meesturen. Voor deze omzetprognose moeten werkgevers de totale omzet van 2019 delen door vier (gemiddelde kwartaalomzet 2019) en dit vergelijken met de omzet van de maanden maart, april en mei in 2020. Omdat het mogelijk is dat de omzetdaling pas later zichtbaar wordt, kunnen werkgevers er ook voor kiezen om de driemaandse prognose te nemen per april of mei.

Het UWV gebruikt voor de vaststelling van de hoogte van de compensatie de gegevens uit de aangifte loonbelasting. Het is daarom van belang om tijdig uw loonaangifte in te dienen. Bovenop de loonsom (SV-loon) komt voor alle bedrijven een opslag van 30 procent voor werkgeverslasten (opbouw vakantiegeld, pensioen en werkgeverspremies). Aan het loon dat door het UWV in aanmerking wordt genomen zit een maximum per werknemer van € 9.538 per maand. Salaris boven dit bedrag wordt niet gecompenseerd. Er wordt geen onderscheid naar contractvorm gemaakt, zodat het salaris van flexwerkers ook in aanmerking komt voor compensatie.

Het UWV streeft ernaar dat bedrijven vanaf 6 april een aanvraag voor de NOW kunnen doen. De aanvraagperiode loopt tot en met 31 mei 2020. Als het UWV oordeelt dat aan de voorwaarden wordt voldaan, wordt een voorschot van 80% van de vastgestelde compensatie uitgekeerd. Het voorschot wordt uitgekeerd in drie termijnen en bedrijven kunnen binnen twee tot vier weken het eerste voorschot verwachten. Binnen 24 weken na afloop van de periode waarin de NOW is toegekend, dient de werkgever vaststelling van de compensatie aan te vragen. Op basis van een (vereiste) accountantsverklaring zal het UWV binnen 22 weken een eindafrekening doen, waarin het overschot of tekort aan compensatie wordt verrekend.

Voor de overige maatregelen verwijzen wij graag naar onze eerdere update.

Meer informatie?

Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Sander Michaël en Majid Ettafahi.

Corona maatregelen en internationale sociale zekerheid

De Nederlandse overheid heeft een aantal tijdelijke maatregelen genomen om de verspreiding van het Coronavirus tegen te gaan. Door deze maatregelen werken veel mensen nu tijdelijk thuis of hebben een ander arbeidspatroon.

De Sociale Verzekeringsbank heeft op 20 maart 2020 bekend gemaakt dat dit geen gevolg zal hebben op de sociale zekerheidspositie van werknemers die normaal in de Europese Unie (EU), de Europese Economische Ruimte (EER) of Zwitserland werkzaam zijn. Deze werknemers blijven sociaal verzekerd in het land waar zij voor de invoering van de Coronamaatregelen verzekerd waren. Geen verdere actie is vereist.

Meer informatie?

Voor nadere informatie kunt u contact opnemen met Sander Michaël of Annette van Scherpenzeel.

Meldingsplicht bij internationale tewerkstellingen

Per 1 maart 2020 dienen buitenlandse werkgevers die werknemers in Nederland te werk stellen dit te melden bij de Sociale Verzekeringsbank (SVB). Deze verplichting komt voort uit Europese regelgeving die ervoor moet zorgen dat vanuit het buitenland in Nederland te werk gestelde werknemers recht hebben op de zogenoemde harde kern van arbeidsvoorwaarden uit het Nederlandse arbeidsrecht.

Vanuit het buitenland in Nederland te werk gestelde werknemers hebben in ieder geval recht op de in Nederland geldende regels met betrekking tot:

  • Minimumloon
  • Minimum aantal vakantiedagen
  • Arbeidsomstandigheden
  • Rusttijden
  • Gelijke behandeling

Als er een algemeen verbindend verklaarde Cao van toepassing is, hebben de werknemers ook recht op specifieke rechten uit deze Cao.

Administratieve verplichtingen

  1. De buitenlandse werkgever dient op verzoek inlichtingen te verstrekken aan de Inspectie SZW
  2. Op de werkplek van de werknemer dient een aantal specifieke documenten (digitaal) beschikbaar te zijn, zoals de arbeidsovereenkomst, loonstroken, overzicht van gewerkte uren en sociale zekerheidsbijdragen
  3. Aanwijzing van een contact persoon in Nederland als aanspreekpunt naar de Inspectie SZW
  4. Melding van buitenlandse werknemers die in Nederland te werk worden gesteld.

De meldingsplicht

Voor wie?

Buitenlandse, in de EU gevestigde, werkgevers die werknemers te werk stellen in Nederland. Voor een aantal soorten incidentele werkzaamheden geldt geen meldingsplicht. Een meldingsplicht geldt ook voor zelfstandigen die werkzaam zijn in bepaalde specifieke sectoren. De meldingsplicht geldt voor tewerkstellingen per 1 maart 2020. Als de tewerkstelling vóór 1 maart 2020 is gestart, hoeft er dus niet gemeld te worden.

Hoe?

De melding dient plaats te vinden via het online meldloket https://www.postedworkers.nl/online-melden

Het Nederlandse bedrijf dat gebruik maakt van de werknemers dient de melding te controleren.

Sanctie?

Niet naleving van de hierboven genoemde administratieve verplichtingen kan tot een boete leiden.

Meer informatie?

Bij vragen of voor meer informatie kunt u contact opnemen met Sander Michaël of Chris van Wijngaarden.

Nieuwe benadering “materieel werkgever” bij salary splits?

Er kan sprake zijn van een “salary split” als een werknemer naar een buitenlandse groepsvennootschap wordt uitgezonden en de buitenlandse groepsvennootschap kwalificeert als “materieel werkgever”.

Dit is volgens de Hoge Raad en een Besluit van de Staatssecretaris het geval als:

  1. Er een gezagsverhouding bestaat tussen de werknemer en de buitenlandse groepsvennootschap, en
  2. De werkzaamheden van de werknemer een integraal onderdeel zijn van de bedrijfsactiviteiten van de buitenlandse groepsvennootschap, en
  3. De formele werkgever de salariskosten geïndividualiseerd doorbelast naar de buitenlandse groepsvennootschap.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft nu echter geoordeeld dat een geïndividualiseerde doorbelasting niet nodig is en het in zijn algemeenheid voldoende is als de salariskosten ten laste zijn gekomen van de buitenlandse groepsvennootschap.

Deze uitspraak kan tot gevolg hebben dat buitenlandse werknemers/bestuurders die werkzaamheden verrichten in Nederland eerder aan de Nederlands belastingheffing onderworpen zijn indien op basis van transfer pricing regels salariskosten deel uitmaken van de intercompany doorbelastingen. Ook voor Nederlandse werknemers werkzaam in het buitenland kan dit tot gevolg hebben dat eerder een salary split aanwezig is, wat tot belastingvoordeel kan leiden. De Staatssecretaris van Financiën heeft beroep aangetekend tegen de uitspraak van de rechtbank. In de tussentijd is het raadzaam uw intercompany transfer pricing policy in combinatie met internationaal werkzame werknemers / bestuurders te reviewen, om te bekijken of belasting risico’s aanwezig zijn of eventueel voordelen te behalen zijn.

Meer informatie?

Bij vragen of voor meer informatie kunt u contact opnemen met Sander Michaël of Chris van Wijngaarden.

Updated EU blacklist does not have immediate effect on Dutch rules

While the Dutch Minister of Finance has published an update of the list of low tax jurisdictions by the end of last year, the EU Finance Ministers have published an update of the EU list of non-cooperative tax jurisdictions as well, on 18 February 2020. Cayman Islands, Palau and Seychelles were moved from the grey list to the black list and Panama was added to the black list. Currently the EU blacklist consists of American Samoa, Fiji, Guam, Samoa, Oman, Trinidad and Tobago, Vanuatu, US Virgin Islands, Panama, Cayman Islands, Palau and Seychelles.

The Dutch State Secretary of Finance updates its Decree low tax jurisdictions and non-cooperative jurisdictions for tax purposes (´Decree´) every year. The non-cooperative jurisdictions as listed on the EU blacklist on the moment of publication of the updated Decree, are included in the Decree. This means that, if Panama, Cayman Islands, Palau and Seychelles are still listed on the EU blacklist upon publication of the Decree for 2021, the Dutch CFC-rules will become applicable to entities located in Panama, Cayman Islands, Palau and Seychelles, transactions with these jurisdictions will no longer be eligible for concluding an Advance Tax Ruling or an Advance Pricing Agreement and the conditional withholding tax on interest and royalties will become applicable on interest and royalty payments to these jurisdictions. The EU Finance Ministers regularly check whether the blacklisted jurisdictions fulfilled their obligations and update the EU blacklist on an ongoing basis and it is therefore not certain that the aforementioned rules will become applicable to Panama, Cayman Islands, Palau and Seychelles. The next update of the EU blacklist is expected in October 2020.

See our earlier post on the update of the Dutch list of low tax jurisdictions.

More information?

Please contact Jimmie van der Zwaan or Gerriët Nagelhout.

Updated EU blacklist does not have immediate effect on Dutch rules

While the Dutch Minister of Finance has published an update of the list of low tax jurisdictions by the end of last year, the EU Finance Ministers have published an update of the EU list of non-cooperative tax jurisdictions as well on 18 February 2020. Cayman Islands, Palau and Seychelles were moved from the grey list to the black list and Panama was added to the black list. Currently the EU blacklist consists of American Samoa, Fiji, Guam, Samoa, Oman, Trinidad and Tobago, Vanuatu, US Virgin Islands, Panama, Cayman Islands, Palau and Seychelles.

The Dutch State Secretary of Finance updates its Decree low tax jurisdictions and non-cooperative jurisdictions for tax purposes (´Decree´) every year. The non-cooperative jurisdictions as listed on the EU blacklist on the moment of publication of the updated Decree, are included in the Decree. This means that, if Panama, Cayman Islands, Palau and Seychelles are still listed on the EU blacklist upon publication of the Decree for 2021, the Dutch CFC-rules will become applicable to entities located in Panama, Cayman Islands, Palau and Seychelles, transactions with these jurisdictions will no longer be eligible for concluding an Advance Tax Ruling or an Advance Pricing Agreement and the conditional withholding tax on interest and royalties will become applicable on interest and royalty payments to these jurisdictions. The EU Finance Ministers regularly check whether the blacklisted jurisdictions fulfilled their obligations and update the EU blacklist on an ongoing basis and it is therefore not certain that the aforementioned rules will become applicable to Panama, Cayman Islands, Palau and Seychelles. The next update of the EU blacklist is expected in October 2020.

See our earlier post on the update of the Dutch list of low tax jurisdictions.

More information?

Please contact Jimmie van der Zwaan or Gerriët Nagelhout.

Next step forward in Dividend Withholding Tax procedures

On 30 January 2020, the European Court of Justice (“ECJ”) issued a ruling on a refund request for Dutch dividend withholding tax which was filed by a German investment fund (Köln-Aktienfonds Deka). The ruling is an important development as regards the comparability of foreign investment funds with Dutch fiscal investment institutions, and especially in relation to the shareholders requirement and the requirement to re-distribute the fund’s net-annual earnings within 8 months after year-end to its shareholders / participants (“re-distribution requirement”). We have previously informed you on the conclusion of the Advocate-General Pitruzzella (“AG”).

Köln-Aktienfonds Deka has requested a refund of Dutch dividend withholding tax withheld on dividend that it has received from its Dutch (portfolio) investments, arguing that a Dutch fund (“FBI”) was allowed receiving such refund under Dutch law (until 2007). Key question is whether Köln-Aktiënfonds Deka can be compared to a FBI under EU law. To meet the FBI regime, Dutch law has embedded various requirements regarding among others the quality and quantity of the shareholders in a FBI and the re-distribution requirement. Köln-Aktienfonds Deka argued that it does not have access to its shareholders information. It furthermore argued that, to the extent that annual earnings are not distributed, they are deemed to be distributed and taxed at the level of its shareholders / participants under specific German law.

In short, the ECJ ruled that the Dutch national court should determine whether or not resident and non-resident investment funds are subject to the same administrative burden for providing information of their shareholders / participants. If non-resident investment funds are subject to an excessive administrative burden, the shareholders requirement cannot be held against the non-resident investment fund. Furthermore, the Dutch national court should determine the main objective of the re-distribution requirement under Dutch national law: (1) taxation of shareholders / participants or (2) providing income / cashflow to the shareholders / participants of the fund. Should it be ruled that the re-distribution requirement aims at taxing the shareholders / participants (within a limited period of time), this could constitute a restriction on the free movement of capital in case the non-resident fund is compared to a FBI, whereas the non-resident fund is not allowed to receive a refund even though its shareholders / participants are equally taxed compared to the shareholders of a FBI.

Taxand’s take

This ECJ ruling is one in a series of rulings and should shed light on the refund claims made by numerous investment funds in EU jurisdictions. For the Dutch practice, this ruling specifically is interesting and may be considered as yet another step towards a clear precedent. The Dutch re-distribution requirement originally has been introduced to justify that Dutch FBI’s are exempt from Dutch corporate taxation. The requirement however has lost its relevance (at least for individual investors) upon introducing a taxation based upon a fictitious return on investment per FY2001. Per 2001, the factual return on investment no longer is relevant for a Dutch individual’s annual tax liability. The clear ECJ’s instruction for a Dutch court ruling may create an Escher-like puzzle to solve for the judges assigned to the case.

Please contact Gertjan Hesselberth or Timothy Wells for further information on Dutch dividend withholding tax refund cases.

Further developments in Dutch dividend withholding tax procedures

On 30 January 2020, the European Court of Justice (“ECJ”) issued a ruling on a refund request for Dutch dividend withholding tax which was filed by a German investment fund (Köln-Aktienfonds Deka). The ruling is an important development as regards the comparability of foreign investment funds with Dutch fiscal investment institutions, and especially in relation to the shareholders requirement and the requirement to re-distribute the fund’s net-annual earnings within 8 months after year-end to its shareholders / participants (“re-distribution requirement”). We have previously informed you on the conclusion of the Advocate-General Pitruzzella (“AG”).

Köln-Aktienfonds Deka has requested a refund of Dutch dividend withholding tax withheld on dividend that it has received from its Dutch (portfolio) investments, arguing that a Dutch fund (“FBI”) was allowed receiving such refund under Dutch law (until 2007). Key question is whether Köln-Aktiënfonds Deka can be compared to a FBI under EU law. To meet the FBI regime, Dutch law has embedded various requirements regarding among others the quality and quantity of the shareholders in a FBI and the re-distribution requirement. Köln-Aktienfonds Deka argued that it does not have access to its shareholders information. It furthermore argued that, to the extent that annual earnings are not distributed, they are deemed to be distributed and taxed at the level of its shareholders / participants under specific German law.

In short, the ECJ ruled that the Dutch national court should determine whether or not resident and non-resident investment funds are subject to the same administrative burden for providing information of their shareholders / participants. If non-resident investment funds are subject to an excessive administrative burden, the shareholders requirement cannot be held against the non-resident investment fund. Furthermore, the Dutch national court should determine the main objective of the re-distribution requirement under Dutch national law: (1) taxation of shareholders / participants or (2) providing income / cashflow to the shareholders / participants of the fund. Should it be ruled that the re-distribution requirement aims at taxing the shareholders / participants (within a limited period of time), this could constitute a restriction on the free movement of capital in case the non-resident fund is compared to a FBI, whereas the non-resident fund is not allowed to receive a refund even though its shareholders / participants are equally taxed compared to the shareholders of a FBI.

Taxand’s take

This ECJ ruling is one in a series of rulings and should shed light on the refund claims made by numerous investment funds in EU jurisdictions. For the Dutch practice, this ruling specifically is interesting and may be considered as yet another step towards a clear precedent. The Dutch re-distribution requirement originally has been introduced to justify that Dutch FBI’s are exempt from Dutch corporate taxation. The requirement however has lost its relevance (at least for individual investors) upon introducing a taxation based upon a fictitious return on investment per FY2001. Per 2001, the factual return on investment no longer is relevant for a Dutch individual’s annual tax liability. The clear ECJ’s instruction for a Dutch court ruling may create an Escher-like puzzle to solve for the judges assigned to the case.

Please contact Gertjan Hesselberth or Timothy Wells for further information on Dutch dividend withholding tax refund cases.

Multilateral Instrument (MLI) applicable to several Dutch double tax treaties

As of January 1, 2020, the Multilateral Instrument (hereinafter: MLI) is applicable to several Dutch double tax treaties. On December 9, 2019 the Dutch State Secretary of Finance published a new decree to provide Dutch tax payers more insight on his point of view regarding the effects of the MLI.

One of the measures of the MLI is the Mutual Agreement Procedure (hereinafter: MAP) tiebreaker between treaty partners to determine the domicile of dual resident companies. Based on the MAP-tiebreaker a dual resident company can file a request to start a MAP at the competent authority of one of the tax treaty jurisdictions. The request to start a MAP should be filed within the period indicated in the relevant tax treaty (this is usually three years after the first notification that the treaty benefits will be denied due to the dual residency).

In principle the Netherlands aims to provide clarity on the outcome within six months after the request is filed. In case your company is a dual resident entity and the entity has previously received approval on its residency from both tax treaty jurisdictions, this approval may be grandfathered by the new decree. Both, the aim to provide clarity within six months and the grandfathering, are subject to the approval of the foreign tax authorities and can therefore not be granted by the Dutch tax authorities.

Please contact Gerriët Nagelhout or Timothy Wells for the exact conditions of the grandfathering or the MAP-decree in general.

The Dutch Ministry of Finance has published an update of the list of low tax jurisdictions

The Dutch Ministry of Finance has published an update of the list of low tax jurisdictions on 30 December 2019. Barbados and Turkmenistan have been added to the list while Belize, Kuwait, Qatar and Saudi-Arabia have been delisted.

 

The list now consists of Anguilla, Bahama’s, Bahrein, Barbados, Bermuda, British Virgin Islands, Guernsey, Isle of Man, Jersey, Cayman, Turkmenistan, Turks- and Caicos Islands, Vanuatu and the United Arab Emirates. The list is relevant for three Dutch measures, being 1) the CFC rules which have been introduced as per 1 January 2019, 2) the as per 1 July 2019 renewed ruling practice and 3) the conditional withholding tax on interest and royalty’s which will be introduced as per 1 January 2021. These measures are also applicable in relation to the countries on the EU-list.

With the delisting of Belize, Kuwait, Qatar and Saudi-Arabia of the list of low tax jurisdictions and the Marshall Islands of the EU-list, the CFC-rules and the conditional withholding tax are no longer applicable to entities located in these jurisdictions. Furthermore, in case certain other conditions are met, transactions with these jurisdictions are eligible again for concluding an Advance Tax Ruling or an Advance Pricing Agreement.

For further information please contact Gerriët Nagelhout.

Salarisnormen 30% regeling 2020

De salarisnormen voor de 30% regeling voor het jaar 2020 zijn bekend gemaakt.

  • Het belastbaar loon dient op jaarbasis meer dan EUR 38.347 (EUR 37.743 in 2019) te bedragen.
  • Voor werknemers met een mastertitel, die tevens jonger zijn dan 30 jaar, dient het belastbaar loon op jaarbasis meer dan EUR 29.149 ( EUR 28.690 in 2019) te bedragen.

De belastingdienst controleert aan het eind van het jaar via de loonadministratie of alle werknemers met een 30%-regeling aan de salarisnorm hebben voldaan. Zo niet, dan zal er met terugwerkende kracht worden gecorrigeerd. Heeft u deze check al gedaan?

Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Sander Michaël en Chris van Wijngaarden.